Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij zeide tot hen: [30]Ik ben een Hebreer; en ik vreze den HEERE, den God [31]des hemels, [32]Die de zee en [33]het droge gemaakt heeft. 30. Zie Gen.10:21. 31. Die zijn troon en woonplaats gezegd wordt te hebben in den hemel, omdat Hij aldaar zijn goddelijke majesteit vertoont; of die de hemelen gemaakt heeft. 32. Ook deze, waar wij in varen. 33. Dat is, de aarde; zie Gen.1:9, Gen.1:10.